Delfia Batavorum logo

Vreemde bankbiljetten

door Pieter de Ruyter

‘Op school', zei het meisje van de groente en fruitwinkel, 'hadden wij een leraar scheikunde die hele aparte proefjes deed. Met geld, papiergeld, niet met munten.’
‘Waarom?' vraag ik argeloos. 'Ik heb nooit op een middelbare school gezeten. Het meest spectaculaire waren de Maagdenburger halve bollen ook wel Maagdenburger tieten genoemd maar dat mocht je niet in het schoolgebouw zeggen. Bollen dus die vacuüm gezogen werden en dan nooit meer van elkaar af gingen in tegenstelling tot parende honden die met een emmer koud water wel te scheiden waren.’
Ze kijkt mij aan vanachter de toonbank met kant en klare groenten en fruit. En beetje Indonesië zit in haar gezicht en haar stem heeft iets van de Bovenwindse eilanden. Ze heeft een vriend, als ik daarom vraag, die ook schilder is. Dat schept een band. Het duurt lang voordat ik aan betalen toe kom en ondertussen kijken de zussen groente en fruit langdurig en ongeduldig in mijn richting.
‘Wat deed die leraar dan met jullie geld?'
‘Wil je dat echt weten?'
‘Ja, dat wil ik’, en probeer voorzichtig weg te kijken van haar tedere boezem, 'dat boeit mij. Misschien zit er wel een verhaal in.’
‘O, een verhaal voor wat voor een boekje?'
‘Misschien. Datum en uitgever zijn nog niet bekend maar er komt er één’, probeer ik met overtuiging te zeggen. De twijfel over mijn schrijver zijn druipt van mijn gezicht. Ze lijkt het niet op te merken. Ze ziet het weer voor zich.

Langzaam legt de in een stevige witte laboratoriumjas geklede leraar met een bedachtzame blik het biljet van 5 gulden in het water. ‘Als jullie nu even wachten komt er al wat om te zien’, zegt hij. Na 10 minuten ligt er al een grijs laagje over het water.
‘Zijn dat beestjes of plantjes of allebei?' vraagt een slimme jongen met peenhaar in een slordige spijkerboek.
‘Allebei’, zegt meneer Aberson, 'noteren jullie tijd, plaats datum, luchtvochtigheid en temperatuur in jullie schriften. Ook de waarde van het geld en de hoeveelheid water in de kweekbak.’
De leerlingen pakken ijverig hun schriften en maken de aantekeningen.
‘Elke keer als jullie nu les van mij hebben dan schrijf je al die dingen op.’
De volgende dagen tijdens de les wordt er eerst naar de kweekbak gekeken en ijverig aantekeningen gemaakt. Na een week is het geld niet meer te zien. Het is een groezelige vijver geworden waarin je met moeite een glimp van het geld ziet.
‘Zo beste mensen en dan nu de statistieken. Wie heeft het het beste bij gehouden.'
Alle kinderen steken hun vinger op en laten de aantekeningen zien. Chantal blijkt het mooiste rapport te hebben gemaakt en krijgt een mooie beloning. Zij mag als eerste een beetje van de groezel in een kweekbakje doen en onder de microscoop leggen. En kijken.
Met een ijselijke schreeuw roept Chantal: 'Meneer, ik zie allemaal grote beesten en planten. Het lijkt wel een bos en hebben wij dat allemaal aan onze vingers?'
‘Ja’, zegt meneer Aberson, 'en in je lichaam heb je er nog veel meer. Zeg dat maar tegen jullie ouders. Maar de meeste zijn goedaardig hoor. In het lesboek kunnen jullie de soorten en hun eigenschappen gaan opzoeken.’

‘Sindsdien durf ik eigenlijk geen geld meer aan te pakken. Maar ja, Mia en Bep vinden het geen gezicht. Een groente en fruitmeisje met handschoenen aan. Zelfs geen plastic weggooidingen. Sindsdien was ik elke dag mijn handen met desinfecterende zeep en maak stiekem thuis een kweek van papiergeld dat ik omgeruild heb met geld uit de kassa. Je wilt niet weten wat je allemaal ziet.
Nu zit ik wel eens televisie te kijken en één programma zette mij aan het fantaseren. DNA onderzoek. Boeiend hoor. Met heel veel kennis en onderzoek haal je de gekste dingen er uit. Waar je gevoelig voor ben, wie je familie is en nog veel meer. En dan zit ik te fantaseren over mijn eigen laboratorium. Dan ben ik een hele knappe professor die alles weet. Ik heb dan ook een heel team van knappe koppen om mij heen en elke keer verras ik ze weer met geld uit de winkel. En dan zie ik ze weer voor mij. De slager met zijn bloedhanden van de slacht. De wolmevrouw met kramp in haar ellebogen. De schilder met zijn liefdesverdriet. Ik herken ze allemaal als ze in de winkel komen.'
'Maar', zegt ze met een scheef lachje, 'niet aan Bep en Mia vertellen hoor. Ze vinden mij al zo eigenaardig. Wie weet hoe lang ik hier nog werk.'

Terwijl ik door de stad scharrel hoor ik in gedachten weer een verhaal van de mooie Sabrina. Over geld strijken. Het leek er op of ze dat ook wilde vertellen maar er kwamen klanten in de volle winkel met een ongeduldige houding en spraak. Ik besluit om op ongeregelde tijden langs de winkel te lopen om te zien of er ook een stil moment is. En gelukkig blijkt op een vroege woensdagochtend de zaak leeg en Sabrina aan het werk. Onder de smoes van een kilo appels kom ik binnen. De bazinnen zijn er niet.

‘Lieve juffrouw groente en fruit. Ik wil graag een kilo Cox oranje pepin in een papieren zak.'
‘Zo meneer de schilder', zegt zij met een geïrriteerde stem, 'ik ben je liefje niet en ik heet geen juffrouw groente en fruit maar Sabrina. En jij mag mij bij mijn voornaam noemen.'
‘Goed, juffrouw Sabrina dan maar, ik kom weer voor een verhaal. Dat verhaal over geld strijken weet je nog wel.’
‘En of ik het nog weet', zegt zij, 'maar ik vertel het niet in de winkel. De bazinnen willen dat ik niet meer zo lang met je praat. Dat leidt maar af van het werk. Maar als je het graag wil horen kunnen wij afspreken in Vlaanderen meneer de schrijver. Dan betaal jij de drankjes en ik vertel. En o ja ik zeg het wel tegen mijn vriend want hij is een beetje jaloers en ik wil geen problemen. Zullen wij dan donderdag afspreken. De winkel is dan toch dicht omdat er markt is. Elf uur goed?'
‘Goed Sabrina.’ En met de zak appels verlaat ik vrolijk de winkel. Ik heb weer materiaal voor een verhaal.

Het is een mistige dag in september. Het café is net open, de koffie vers en de appeltaart met slagroom warm. Een goed begin voor een verhaal.
‘Weet je Pieter', zegt zij met een zachte stem, 'ik kom zoals je misschien wel kunt zien uit Suriname. Van onze moeder moesten wij al vroeg na schooltijd gaan werken omdat wij het niet breed hadden. Vader was voor werk naar Nederland gegaan en verdiende een karig loon in de kassen. Een klein beetje geld kon hij elke maand over maken. Dat was ook in Suriname te weinig om behoorlijk van te leven.
Ik ging na schooltijd werken in een wasserij. Die bestonden toen nog. Nu heeft iedereen een wasmachine maar toen in het dorp waar wij woonde was dat nog niet. Aan het eind van de week kreeg ik dan mijn loon. Tien Surinaamse guldens. Papiergeld. Het eerste geld dat ik ooit verdiend had. Trots als een pauw liet ik het aan mijn moeder zien. Dat zelf verdiende geld. Verkreukeld weliswaar maar toch. Het was geld. In gedachten had mijn moeder er al een bestemming voor. De kleren van mij raakten aan de versleten kant. Nieuw zou geen luxe zijn. En toch. Zij gunde mij dat geld. Ik mocht het houden. Helemaal voor mij zelf. Toen kwam zij met een idee. Als je nu eens de strijkbout pakt. Die zet je op stand zijde en dan wordt het papier strak, glad en glanzend. Dan zie je echt wat je verdiend hebt, alsof het zo van de bank komt. Natuurlijk bleef mijn moeder er bij staan en ze glom van trots dat het resultaat zo goed was.'
‘Ik heb nog een mooi lijstje met een gouden randje', zei zij, 'daar doe je dat geld in en dan kun je er lang van genieten.'
Jaren heb ik dat schilderijtje bewaard maar de reis naar Nederland naar mijn vader was zo duur dat ook mijn gestreken 10 gulden er aan moest geloven.

Zoeken



Agenda

zaterdag 14 december 2024
Een spannende afsluiter van het jaar- lezing door Jeroen Windmeijer
Meer op de agenda

Lid worden?

Wilt u lid worden? Geef u dan op via dit formulier.